Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8305

Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-11-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers121058 / HA ZA 06-674
Statusgepubliceerd


Indicatie

Incasso-overeenkomst bevat provisiebepalingen No cure / No pay clausule. Opdrachtgever ontvangt na eerste incassopoging een deel van openstaande vordering en komt daar met debiteur een regeling overeen. Incassobureau moet genoegen nemen met provisie voor geïncasseerde deel: onvoldoende gesteld.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 121058 / HA ZA 06-674 Vonnis van 15 augustus 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MARIËNBERGH INCASSO SERVICES B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Bodegraven, eiseres, procureur mr. M.F.H.M. van Haastert, advocaat mr. A. Robustella te Ede, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LEVEL ONE B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Espel, gedaagde, procureur mr. R.R. Schuldink, advocaat mr. L.J.P. Selders te Nieuwegein. Partijen zullen hierna Mariënbergh en Level One genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de conclusie van antwoord - de conclusie van repliek - de conclusie van dupliek. 1.1. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Door [A] van Level One en [B] van Mariënbergh is een “overeenkomst” getekend op 11 januari 2006, die kort samengevat inhoudt dat Mariënbergh incasso-opdrachten gaat uitvoeren voor Level One. Op de overeenkomst worden de algemene voorwaarden van Mariënbergh van toepassing verklaard. Aan deze overeenkomst zaten vast de “Tarieven 2006” die onder andere vermelden dat indien bij een minnelijke incassoprocedure in Nederland de vordering gedeeltelijk wordt geïnd de provisie 12% van het geïncasseerde bedraagt, exclusief BTW. 2.2. Begin februari 2006 heeft Level One aan Mariënbergh verzocht een vordering van EUR 92.374,35 vermeerderd met rente en kosten te incasseren bij haar debiteur Albracht System Development BV (hierna: Albracht). 2.3. [X] is één van de bestuurders van Level One. Begin februari 2006 heeft [C], bestuurder van [X], aan [D], een werknemer van Mariënbergh, alle relevante bescheiden met betrekking tot de vordering op Albracht verstrekt en een toelichting daarop gegeven. 2.4. Na inspanningen van Mariënbergh heeft Albracht op 17 februari 2006 een bedrag van EUR 16.065,- op de rekening van Level One gestort. 2.5. Level One heeft vervolgens, zonder Mariënbergh op de hoogte te brengen, ten aanzien van het restant van de vordering een betalingsregeling getroffen met Albracht. Hierop heeft Mariënbergh op 7 maart 2006 aan Level One een factuur gestuurd ter hoogte van EUR 18.188,97. De factuur bestaat uit EUR 13.891,15 (vermeerderd met BTW) aan provisie, alsmede EUR 1.150,- (vermeerderd met BTW) en EUR 290,- aan juridisch honorarium. Level One heeft de factuur tot op heden niet betaald. 2.6. Artikel 16.1 en artikel 16.8 van de Algemene voorwaarden Mariënbergh Incasso Services BV bepalen: “De cliënt verbindt zich jegens Mariënbergh Incasso Services BV (…) geen schikkingsonderhandelingen aan te gaan of schikkingen te treffen ter zake van de Vordering zonder voorafgaand overleg met Mariënbergh Incasso Services BV (…).” 3. Het geschil 3.1. Mariënbergh vordert samengevat - veroordeling van Level One tot betaling van EUR 21.156,52, vermeerderd met rente en kosten. 3.2. Level One voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Level One heeft als meest verstrekkend verweer gevoerd dat zij geen partij is bij de overeenkomst van 11 januari 2006. Zij heeft daartoe gesteld dat [A] zijn handtekening onder de overeenkomst heeft gezet, terwijl hij niet bevoegd was Level One te vertegenwoordigen, hetgeen opgemaakt had kunnen worden uit het handelsregister. Naar het oordeel van de rechtbank kan, voor zover er door Level One geen bepaaldelijke volmacht is verstrekt aan [A], het vertegenwoordigend handelen door [A] toch geacht worden rechtsgeldig te hebben plaatsgevonden nu tussen partijen als niet, althans onvoldoende weersproken vaststaat dat [Y] begin februari 2006 aan [D] de relevante bescheiden ten aanzien van de vordering op Albracht heeft verstrekt en een toelichting daarop heeft gegeven. In deze gedragingen van [Y], die als bestuurder van [X] bevoegd is Level One te vertegenwoordigen, ligt besloten een bekrachtiging van de door [A] verrichte rechtshandeling. Er is derhalve tussen Mariënbergh en Level One sprake van een rechtsgeldige overeenkomst waarop de algemene voorwaarden van Mariënbergh van toepassing zijn. Voorts maken ook de “Tarieven 2006” deel uit van de overeenkomst nu tussen partijen vaststaat dat bedoeld stuk aan de overeenkomst van 11 januari 2006 vastzat. 4.2. Mariënbergh heeft in de onderhavige procedure een hoofdsom gevorderd van EUR 18.188,97. Van deze hoofdsom maken deel uit de bedragen van EUR 1.150,- (vermeerderd met BTW) en EUR 290,- (zie rechtsoverweging 2.5.) Tegen de verschuldigdheid van deze bedragen heeft Level One geen althans onvoldoende verweer gevoerd waardoor deze bedragen toewijsbaar zijn. 4.3. Tussen partijen is in geschil of Level One tevens het in rechtsoverweging 2.5. genoemde provisiebedrag verschuldigd is. De rechtbank stelt voorop dat de in de overeenkomst van 11 januari 2006 onder punt 1 vermelde woorden “no cure no pay” aldus begrepen moeten worden dat bij een gedeeltelijke “cure” Level One een evenredige “pay” verschuldigd is. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van Level One dat nu Mariënbergh de vordering op Albracht niet (integraal) heeft geïncasseerd er geen sprake is van een “cure” en Level One dientengevolge geen “pay” verschuldigd is. Tussen partijen staat vast dat na inspanningen van Mariënbergh EUR 16.065,- is geïncasseerd bij Albracht. Op grond van de “Tarieven 2006” heeft Mariënbergh, nu het een gedeeltelijke inning van de vordering betreft, recht op een provisie van 12% van EUR 16.065,- hetgeen neerkomt op EUR 1.927,80. Dit bedrag kan daarom toegewezen worden, vermeerderd met BTW. De rechtbank volgt Level One niet in haar stelling dat de provisie op grond van de “Tarieven 2006” niet hoger mag zijn dan de buitengerechtelijke kosten berekend volgens het rapport Voorwerk II. Uit niets blijkt dat partijen dit zijn overeengekomen. Overigens ziet het rapport Voorwerk II niet op het vaststellen van de provisie van een incassobedrijf. 4.4. De vraag die in dit verband resteert is of Mariënbergh nog aanspraak kan maken op een hoger bedrag dat het in rechtsoverweging 4.3. genoemde bedrag. Mariënbergh heeft daartoe enerzijds gesteld dat het door haar gevorderde bedrag aan provisie voortvloeit uit de overeenkomst van 11 januari 2006, de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden en de “Tarieven 2006”. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Mariënbergh met deze enkele verwijzing haar stelling wat betreft het meergevorderde onvoldoende onderbouwd, te meer nu in rechtsoverweging 4.3. is overwogen dat bij toepassing van de “Tarieven 2006” de rechtbank komt tot een toe te wijzen bedrag van EUR 1.927,80. Anderzijds heeft Mariënbergh gesteld dat Level One niet aan haar contractuele verplichtingen heeft voldaan nu deze zonder Mariënbergh op de hoogte te brengen een betalingsregeling heeft getroffen met Albracht en daarmee in strijd met artikel 16.8 van de algemene voorwaarden heeft gehandeld. Mariënbergh lijkt hiermee een beroep op een toerekenbare tekortkoming te doen, maar zij heeft niet gesteld dat ze schade heeft geleden, laat staan dat zij heeft onderbouwd waaruit deze schade bestaat. De rechtbank is derhalve van oordeel dat Mariënbergh niet alleen onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke rechtsgrond aan het meergevorderde ten grondslag ligt, maar ook onvoldoende haar stelling ten aanzien van dit meergevorderde bedrag heeft onderbouwd hetgeen tot gevolg heeft dat dit bedrag afgewezen dient te worden. 4.5. Ten slotte heeft Mariënbergh het standpunt ingenomen dat Level One op grond van de algemene voorwaarden een bedrag van EUR 2.728,35 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Nu echter niet (voldoende onderbouwd) gesteld is dat ten behoeve van Mariënbergh werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voorwerk II, zal de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassowerkzaamheden slechts worden toegewezen tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, met een maximum van 15% van de hoofdsom en de tot dagvaarding verschenen rente, zijnde EUR 768,-. 4.6. De gevorderde contractuele rente zal worden afgewezen. Mariënbergh heeft niet althans onvoldoende onderbouwd waar de door haar gevorderde contractuele rente op is gebaseerd en voorts niet gesteld hoe hoog deze contractuele rente is. 4.7. Aangezien elk van de partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze. 5. De beslissing De rechtbank 5.1. veroordeelt Level One om aan Mariënbergh te betalen een bedrag van EUR 4.135,80, vermeerderd met BTW over de bedragen van EUR 1.150,- en EUR 1.927,80, 5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, 5.4. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2007